Meer aandacht voor formatief handelen
- interview met Marieke Elske Prins
Leerlingen inzicht geven in hun eigen ontwikkeling en de druk van de ketel halen door niet uitsluitend gericht te zijn op cijfers. Dat is de filosofie achter formatief handelen. Docent Marieke Elske Prins is enthousiast voorstander: “Je ziet leerlingen tussen de toetsmomenten door groeien.” Ze gebruikt adaptieve software als PeerScholar en De Verbonden School om leerlingen gericht te helpen.
Waarin is formatief handelen anders?
“Met formatief handelen geef je leerlingen inzicht in hun leerproces. Waar zijn ze goed in en wat kunnen ze verbeteren? Ze leren elkaar feedback geven en krijgen feedback van de leraar. Het gaat niet alleen om de toetsen, maar ook om de stapjes ertussen. Uiteindelijk kan er wel een toets aan vastzitten. Met formatief handelen ligt er minder focus op de cijfers en zeggen wij bijvoorbeeld: welke stappen zijn er voor jou nodig om van niveau 2 naar 6 te komen?”
Waarom is dat belangrijk?
“We leven in een prestatiemaatschappij en dat geeft druk: Wat willen anderen allemaal van mij? Het is mooi als leerlingen zelf inzicht krijgen in hoe zij zichzelf kunnen ontwikkelen. Waar gaan ze goed op, waar worden ze ongelukkig van? Dat verschilt per leerling. De een gaat heel goed op toetsen, de ander krijgt daar juist veel stress van. Formatief handelen geeft zowel de leraar als de leerling inzicht: in henzelf, in hoe zij het beste leren en ook hoe ze van elkaar leren.”

Dat vraagt meer maatwerk, gericht op de individuele ontwikkeling per leerling.
“Ja, maar toch kost het minder tijd dan je zou denken. Je loopt langs hun tafel of ze komen bij je om te vragen of ik iets wil checken. Met leerlingen die ik niets zie doen, ga ik het gesprek aan. Ik bouw er ruimte voor in. Inzicht in het leerproces kun je bovendien deels klassikaal behandelen en leerlingen kunnen ook zelf hun doelen formuleren.
Laatst had ik een leerling die helemaal tevreden was met een 6. Ik vroeg: ‘Hoe blijf je op dat niveau als de stof straks lastiger wordt? Wat moet je ervoor doen om daar te blijven?’ Je kijkt waar hun motivatie zit.
Soms vragen leerlingen: ‘Is dit voor een cijfer?’ Uiteindelijk wel. Maar tussendoor ga je oefenen en krijg je feedback. Zodat je ziet op welk niveau je zit.”
Wat vraagt formatief handelen van je als leraar?
“Je stelt kritische vragen: Hoe zijn de leerdoelen gesteld, hoe is er naartoe gewerkt, hoe zijn de doelen behaald? Dat maak je als leraar voor elke leerling zichtbaar en daar pas je de begeleiding op aan. Leerlingen die goed zijn in een vak kun je bijvoorbeeld een keuze geven: je mag in dit vak twee van de drie lesuren volgen. Dat andere uur gebruik je voor een ander vak of vakonderdeel waar je moeite mee hebt. Vervolgens zie je leerlingen die toch liever die drie uur naar de les komen, omdat er dan begeleiding op maat is.
Als je formatief handelen in je school wilt toepassen, moet je dit met de schoolleiding bespreken. Niet alleen het lesgeven verandert, maar ook de manier van leidinggeven en personeel aansturen. Allereerst moet helder zijn dat de schoolleiding hier iets in ziet. Als zij alleen op resultaat en prestatie blijven zitten, dan werkt het niet.”
“Als je formatief handelen wilt toepassen, moet je dit met de schoolleiding bespreken: zij moeten er iets in zien”
Wat zijn de uitdagingen bij deze manier van lesgeven?
“Je moet zorgen dat je niet te snel zelf de regie overneemt. Leerlingen af en toe loslaten of zelfs deels onderuit durven laten gaan en vervolgens aan ze vragen: ‘Wat wil je hiermee?’
Ik zorg dat ze iedere week, soms iedere les, opgaven kunnen maken of aan een project kunnen werken waarmee ze stapjes zetten. Dan zien ze zelf ook de verbeteringen. Als je iedere week oefent, zijn het hele kleine hapjes. Als je dat niet doet, dan gaat je resultaat meer van die toets afhangen.
Ik probeer ze ook aan het denken te zetten: ‘Wat is je tijdpad? Hoe is dat nu en hoe ziet het eruit vlak voor de toets? En wat als je het dan nog niet helemaal snapt, wat is de oplossing dan?’ Door gerichte vragen te stellen probeer ik dat leerproces helder te krijgen.”
Wat heeft formatief handelen jou gebracht als docent?
“Ik heb meer aandacht voor het ontwikkelingsproces van leerlingen en wacht niet tot hoe ze het doen op de toets. Het is heel gaaf om ze tussendoor al zoveel te zien groeien. Veel leraren houden ervan om ‘het kwartje te zien vallen’. Ik zie het kwartje veel vaker vallen en bij meer leerlingen tegelijk dan voorheen.”
Je gebruikt ook adaptieve software in het formatief handelen, zoals PeerScholar en De Verbonden School. Hoe hebben deze tools je geholpen?
“Ik wilde al heel lang dat leerlingen elkaar feedback zouden geven. In eerste instantie deden we dit alleen op papier, maar dat werd een chaos. Op een ict-dag van onze schoolstichting sprak ik mensen van PeerScholar, een ontwikkelaar van onderwijssoftware. De schoolleiding wilde de licentie faciliteren.
In het begin ging de online feedback op groepsopdrachten nog niet helemaal soepel. Dat deelde ik met PeerScholar. Hun instelling is practice what you preach en ze hebben hun tool aangepast. Nu kunnen leerlingen wereldwijd bij groepsopdrachten elkaar online feedback geven, mede dankzij mijn input.
De Verbonden School heeft lespakketten voor leerlingen bij lesuitval. Leerlingen kunnen filmpjes kijken en online lesopdrachten doen, bijvoorbeeld voor Engels of Nederlands. De pandemie heeft deze tool een boost gegeven. Op onze school hebben we onder andere De Verbonden School ingezet om leerachterstanden weg te werken en uitgevallen lessen op te vangen. Ondanks problemen als lesuitval en een hoge werkdruk is het belangrijk dat leerlingen inzicht in hun eigen leerproces krijgen. Welke stappen moeten ze zetten en hoe maken ze de juiste keuzes? Met formatief handelen en de juiste tools kun je daar goed aan werken.”
Marieke Elske Prins leidt een dialoogtafel over formatief handelen op het Onderwijs Innovatie Festival.
Wat zijn ook alweer de kernprincipes van effectieve feedback? Deze bondige animatie zet ze op een rij.
02. Adaptieve software perkt professionele ruimte in
Adapatieve software in de klas is minder zaligmakend dan aanbieders scholen vaak doen geloven. Hoewel veel leraren blij zijn met de software, missen zij vaak de vaardigheden om de software optimaal in te zetten voor de leerontwikkeling van hun leerlingen. Dat blijkt uit het rapport Krassen op het dashboard van Kennisnet.
Veel scholen gebruiken adaptieve lesmethoden: leersystemen die zich aanpassen aan het niveau van de individuele leerling. De antwoorden van de leerling (Goed of fout? Snel of langzaam?) bepalen welke leerroute en oefeningen het systeem algoritmisch voor hem of haar selecteert. Scholen zetten deze ‘intelligente’ systemen vooral in voor het ontwikkelen van basisvaardigheden op het gebied van rekenen en taal.
Adaptieve leersystemen lijken vooral leerlingen die toch al goed presteren te helpen. Hoe effectief deze systemen zijn voor het leren, hangt af van de context, het leerjaar en vakgebied én van de competenties van de leraar. Die moet het systeem immers vaak bedienen en de gegevens in het dashboard interpreteren. Dat staat in de publicatie Krassen op het dashboard van Kennisnet.
Kennisnet deed een literatuuronderzoek en nam (samen met gebruikers) twee methodevervangende adaptieve leerplatformen onder de loep, Snappet en Gynzy.

Leraren en ict-coördinatoren werd gevraagd hoe adaptieve systemen hun professionele ruimte kunnen versterken, en of ze ook kunnen knellen. Daarnaast sprak Kennisnet met schoolleiders en beleidsmedewerkers van schoolbesturen. Ook zijn interviews gehouden met makers van adaptieve leersystemen, wetenschappelijk onderzoekers en andere experts.
Voor- en nadelen
Veel leraren zijn blij met adaptieve systemen. Die leveren hun waardevolle inzichten op en didactische mogelijkheden om te differentiëren. Doordat de software het werk van de leerlingen nakijkt, kunnen leerlingen door met hun oefeningen zonder eerst te hoeven wachten op de leraar. Dat kan bijvoorbeeld voor leerlingen die meer uitdaging nodig hebben, een groot voordeel zijn.
Maar: adaptieve leersystemen perken de professionele ruimte van de leraar ook in. Het risico bestaat dat ze leraren volgzaam maken, waardoor de software het voor het zeggen krijgt in de klas – in plaats van de leraar.
Als de leraren hun blik via het dashboard vooral richt op de meetbare prestaties van leerlingen, zijn ze minder ontvankelijk voor betekenisvolle, pedagogische signalen.
Een valkuil is dat leraren zich door adaptieve leersystemen gedwongen voelen om leerlingen het systeem data te laten ‘voeren’. Adaptieve systemen hebben nu eenmaal data nodig om het niveau van een leerling te kunnen bepalen, voorspellingen te kunnen doen en de voortgang te kunnen meten. Als er te weinig data beschikbaar zijn, blijft een goed advies over de voortgang uit. Het risico bestaat dat leraren leerlingen opgaven laten maken, zelfs als een bepaald onderwerp misschien al op een andere manier is behandeld.
“Het risico bestaat dat de software het voor het zeggen krijgt in de klas in plaats van de leraar”
Ook laten leraren de instructie soms maar over aan de leertool. Een leraar was bijvoorbeeld erg blij met de instructievideo’s van de rekenmethode, maar die video’s maakten wel dat ze zelf minder uitgebreide instructie gaf. “Ik dacht: ach, in het filmpje wordt ook getoond hoe het werkt, wel zo makkelijk. En de leerlingen kijken er graag naar. Maar als ik het zelf doe, als ik die liter echt in de maatbeker giet, dan zijn het water en de handeling ter plekke in de klas aanwezig. Je merkt meteen: er is meer verwondering in de klas. En dan kun je ook eens een kind erbij halen. Schenk jij het water in? En als we er een kleiner bakje bij pakken, wat gebeurt er dan?”
Verder is lastig dat leraren vaak niet weten hoe het systeem werkt. Op basis waarvan wordt bepaald welke oefeningen leerlingen te zien krijgen? Wat weet een leerlingen nu eigenlijk echt na het maken van bepaalde online oefeningen? Om dit te begrijpen zijn leraren soms tijd kwijt: ze moeten het systeem induiken en uitzoeken hoe het zit.

Gereedschapskist uitbreiden
De auteurs van Krassen op het dashboard concluderen dat leraren die met adaptieve software werken, niet zonder een gereedschapskist kunnen. Daarin moeten instrumentele digitale vaardigheden zitten (hoe moet een systeem worden bediend?) en datageletterdheid (waaronder learning analytics) gekoppeld aan onderwijskundige expertise. Maar daarmee is die kist niet compleet.
Leraren zullen zich ethisch-pedagogisch moeten kunnen verhouden tot adaptieve systemen. Het goede aanvoelen, het juiste doen in de interactie met leerlingen en hun ouders – ook op het onverwachte moment. De omgang met data vergt een nieuw soort pedagogische tact, waarbij de leraren aanvoelt hoe zij moeten omgaan met spanningen die ontstaan in de wisselwerking met technologie. Met een open oog voor de kansen en moeilijkheden én voor de dunne grens tussen die twee.
Realistisch?
“Is het realistisch om dat van leraren te verwachten?”, vraagt Remco Pijpers, hoofdauteur van Krassen op het dashboard, zich af. “We zullen beter moeten begrijpen hoe adaptieve leersystemen als Snappet, Gynzy en Rekentuin onze kijk op goed leraarschap vormen.
De leraar heeft de regie, is het verhaal dat vaak wordt verteld bij deze technologie. De werkelijkheid is anders.
Ik zie dat we steeds meer waarde zijn gaan hechten aan dashboards. Daarin kunnen we doorschieten. Willen we dat de leraar ook een soort performance manager wordt, iemand met een sterke focus op meetbare prestaties van leerlingen? Hoe ver willen we daarin gaan?”
Lees hier voor het volledige rapport van Kennisnet.